Toen
“Tim?” Zijn collega Ronald hield de hoorn op. “Je meisje.”
Tim nam de hoorn met een brede lach over. “Lexi, liefste?” Hij hoorde alleen haar ademhaling. “Lexi? Wat is er?
“Tim,” klonk het.
Tim fronste zijn wenkbrauwen. Ze klonk anders. Of verbeeldde hij zich dat maar. “Waarom bel je, liefste?” En toen er geen reactie kwam: “Wat heb je vandaag allemaal geleerd?”
“Tim, ik ben zo moe.”
“Ben je ziek, liefste?” vroeg hij ongerust.
“Weet ik niet.”
Tim probeerde zijn paniek te beteugelen en haalde diep adem. “Wat voel je lieverd? Heb je koorts? Pijn?”
“Nee geen koorts.” Ze sprak traag.
“Pijn?”
“Nee,” zei ze nog steeds traag. “Geen pijn.”
“Heb je iets geslikt?” vroeg hij opeens alert.
“Nee,” zei ze.
“Gedronken?”
“Kom me halen, Tim. Alsjeblieft.”
“Lexi? Lieve schat, wat is er aan de hand?” Tim knipperde met zijn ogen. “Als je je zo ziek voelt lieverd, bel alsjeblieft een dokter.”
“Kom me gewoon halen, alsjeblieft Tim?” Ze leek te huilen.
“Heeft iemand je kwaad gedaan?” vroeg hij en hij voelde zijn bloed koken bij alleen al dat idee.
“Nee… nee. Haal me hier weg.”
Tim knikte tegen de muur. “Ik kom je halen, liefste. Houd vol. Maar als het erger wordt, bel een arts.” Hij kwakte de hoorn er op en keek Ronald aan.
“Is er iets mis?” vroeg deze gealarmeerd door Tim’s manier van reageren.
“Ik weet het niet. Er is iets met mijn vriendin,” zei Tim, terwijl hij zijn stofjas uitdeed. “Ik hoop niet dat het een probleem is, maar ik moet echt naar haar toe.”
“Helemaal naar Amsterdam?” zei Ronald.
“Ik ben er zo over de A4,” zei Tim. “Er is iets met haar, ik maak me ongerust.”
Ronald knikte en gebaarde. “Ga maar gauw dan, maar rijd voorzichtig.”
“Altijd,” zei Tim. “Dank je wel. Ik haal het in.” En hij stoof weg.
Hij reed zeker voorzichtig. Hij kon niet anders. Tim was een hele goede chauffeur en was heel alert, zijn reactievermogen was heel goed. Maar hij overtrad de maximale snelheid en vloog in zijn oude BMW met 150 kilometer per uur over de snelweg. Hij kon het niet met zekerheid zeggen, maar hij vermoedde dat zijn hartslag ook 150 per minuut was. Hij had geen idee wat er met zijn Lexi aan de hand was. Maar goed was het zeker niet. Had iemand haar kwaad gedaan? Haar iets toegediend? Hij verbeet zijn woede bij het idee dat dat gebeurd kon zijn. Zijn Lexi was veel te kwetsbaar, veel te naïef. Maar hij had ook al heel lang het gevoel dat het niet goed met haar ging. Leren kon ze als de beste, ze haalde hele hoge cijfers, ze vond alles interessant, maar toch deed deze hele studie haar geen goed. Maar wat het precies was, daar kon hij zijn vinger niet op leggen. Hij haalde zich van alles in zijn hoofd. Het was ook niets voor Lexi om hem zomaar te bellen en te vragen of hij kwam. Dan moest het ernstig zijn. Hij trapte het gaspedaal nog wat dieper in. Houd vol Lexi ging het door zijn hoofd, houd vol, Lexi, houd alsjeblieft vol. Ik houd van jou. Ik ben onderweg.
Met bonkend hart ging Tim de donkere kamer van Lexi in. Waarom was het hier zo donker? “Lexi?”
Er klonk een geluidje bij de bank.
Tim’s hand zocht de muur af voor een lichtknopje. “Lexi? Gaat het?”
Het licht sprong aan en pas toen zag hij haar zitten. Ze zat half achter de bank in elkaar gedoken.
Met twee stappen was hij bij haar en trok haar omhoog in zijn armen. “Lexi, alsjeblieft, wat is er gebeurd?”
Ze hing zwaar tegen hem aan.
“Lexi?” Hij hield haar een stukje van zich af. “Kijk me aan alsjeblieft.”
Ze opende haar ogen en keek hem aan.
Hij schrok van de blik in haar ogen. Donker. Uitgeblust. “Mijn God, Lexi… Wat is er gebeurd? Wie heeft dat gedaan?”
“Niemand. Er is niets gebeurd,” zei ze. “Ik kan gewoon niet meer. Ik ben zo moe.” Ze sprak nog steeds zo traag. “Neem me alsjeblieft mee.”
Tim duwde haar op de bank en voelde haar voorhoofd. Ze voelde koel aan. “Heeft iemand je iets aangedaan?” vroeg hij opnieuw.
Ze schudde haar hoofd. “Ik ben zo moe. Ik kan niet meer denken.” Ze leunde tegen zijn schouder. “Bij jou ben ik veilig.”
“Heb je pijn, liefste? Niet? Misselijk?”
“Alleen moe.”
“Wie is jouw arts hier?” vroeg Tim. Dit was iets wat zijn kunnen te boven ging, hij vertrouwde haar toestand niet. Hij voelde dat dit ernstig was, maar kon er zijn vinger niet opleggen.
“Wie er dienst heeft,” zei ze vermoeid. “Hangt naast de telefoon in de gang.” Ze gebaarde naar de gang van haar stukje studentenhuis.
“Ik ga bellen, Lexi. Ik denk dat er even een dokter naar je moet kijken. Daarna gaan we naar Den Haag. Goed?”
Ze reageerde niet.
“Lexi? Heb je gehoord wat ik zei?”
“Ja Tim,” zei ze.
Tim liet haar voorzichtig los, stond op en verdween. Hij kwam een paar minuten later terug. “De dokter komt zo,” zei hij. “Hij had niets te doen.”
“Wie?” vroeg ze.
“Wie?” herhaalde hij niet begrijpend.
“Wie komt er?”
“Ene dokter Vergeer geloof ik.”
“Lucas,” zei ze met een diepe zucht en ze sloot haar ogen weer.
“Je kent hem?” vroeg Tim.
“Dat is de broer van Harold.”
“Harold?” zei Tim peinzend. “Oh Harold.” Hij knikte. Harold, de mede-student van Lexi die autistisch was. Hij ging naast haar zitten. “Wanneer heb je voor het laatst gegeten?”
“Weet ik niet,” zei ze.
“Gedronken?”
“Weet ik niet,” zei ze weer.
“Lexi lieverd, je moet wel voor jezelf zorgen. Zal ik iets te eten klaarmaken?”
“Ik kan niet eten.”
“Iets drinken?”
“W-water.”
Opgelucht dat hij iets kon doen, stond Tim op om water te halen. Hij hielp haar kleine slokjes drinken alsof ze een klein kind was.
Maar ze maakte al gauw een afwerend gebaar dat ze niet meer wilde.
Er werd op de deur geklopt en het volgende moment stond dr. Vergeer in de kamer. Hij straalde een kalmte uit die Tim nu niet kon voelen. “Hai, ik ben Lucas Vergeer. En jij bent?”
“Tim, Lexi’s vriend.”
“Jij hebt gebeld?”
Tim knikte. “Ze lijkt uitgeput, spreekt heel traag, ze is anders,” besloot hij hulpeloos.
Lexi hoorde de stemmen van ergens ver weg. Ze kon niet helder denken. Er gingen talloze gedachten in haar hoofd rond en ze kon nergens vat op krijgen. Als een niet te stoppen film draaiden ze in haar hoofd rond. Ze kon zich niet meer bewegen, ze zat vast in een beklemmende duisternis. Het beangstigde haar maar het was beter om niets te voelen. Helemaal niets meer. “Laat me alsjeblieft niets meer voelen,” zei ze hardop.
De stemmen stopten.
“Lexi?” zei Tim. “Liefste?”
“Hallo Lexi, ik ben het. Lucas. Kijk me eens aan,” klonk het aan de andere kant.
Ze voelde hoe haar hand werd gepakt en er twee vingers op haar pols gezet werden. Daarna werd haar bloeddruk gemeten. Koele vingers gingen langs haar hals. Ze wist precies wat hij aan het doen was. Ze zou het zelf ook zo doen bij een patiënt.
“Wanneer heb je voor het laatst gegeten, Lexi?” vroeg Lucas.
“Weet ik niet,” zei ze.
“Heb je iets geslikt?”
“Nee.”
Hij trok haar oogleden omhoog. “Pupillen normaal.”
“Ik heb niets geslikt,” zei ze.
“Ik geloof je,” zei hij. “Ik wil even je glucose meten.”
Ze stak hem een vinger toe en liet zich prikken.
“Beetje aan de lage kant,” zei hij. “Net als je hartslag en je bloeddruk.”
Ze sloot haar ogen weer.
“Je bent heel erg moe hè,” zei Lucas. “Hoe slaap je?”
“Weet ik niet.”
Er viel een stilte. Toen Lexi haar ogen opende zag ze dat Lucas en Tim een blik wisselden.
“Luister,” zei ze en ze moest haar best doen om in een normaal tempo te spreken. “Ik ben gewoon moe van alles. Ik mankeer heus niets.”
Lucas keek haar peinzend aan. “Lexi, heb je wel eens sombere gedachten?”
Tim’s hoofd schoot omhoog. Sombere gedachten. Die had ze wel. De laatste tijd zeker.
“Soms,” zei ze.
“Denk je wel eens aan de dood?” vroeg Lucas verder.
Opeens stroomden de tranen over haar wangen. “Heel vaak. Elke dag. Ik begrijp soms niet meer wat ik hier nog moet doen.”
“Mijn God, Lexi…” Tim trok haar in zijn armen. “Hoe kun je nou zo denken?”
Lucas knikte. “We zitten op het juiste spoor. Ik denk dat Lexi een beetje te hard gewerkt heeft. Zo’n studie medicijnen is niet niets en Lexi neemt het heel erg serieus. Net als…” Hij viel stil.
“Net als je broer,” zei ze.
“Ja, net als Harold,” zei Lucas.
Tim liet Lexi los en keek van Lexi naar Lucas. “Jullie kennen elkaar goed?”
“Ze volgt colleges bij me,” zei Lucas. “Cardiologie.”
Tim knikte langzaam, maar er daalde een ijzige kou in hem neer. Het was net of hij nergens meer vat op had. Niet op Lexi, niet op hun liefde en niet op zijn eigen leven.
“Wat wil je zelf, Lexi?” vroeg Lucas.
“Weg hier.”
Lucas keek Tim vragend aan.
Tim knikte. “Ik neem haar mee naar Den Haag. Daar woon en werk ik.”
Lucas glimlachte even. “Ze moet even structuur terugvinden. Gezond eten, goed slapen, lekker veel naar buiten.”
“Hé, ik ben er zelf ook bij,” zei ze vermoeid.
“Maar het gaat nu even niet zo goed met je, schat,” zei Lucas.
Tim voelde een mes in zijn hart en sloot even zijn ogen.
Lucas stond op. “Ik wil je pas over 3 weken hier weer zien, Lexi. Eerder niet.”
“Maar…”
“Geen gemaar,” zei Lucas. “Je kan die drie weken makkelijk missen. Je bent een van mijn meest briljante studenten. Je komt er echt wel, schat. Ga met Tim mee en kom alsjeblieft blakend van gezondheid weer terug. En niet meer aan de dood denken.” Hij woelde even door haar haar en knikte naar Tim. “Houd haar in de gaten.”
“Altijd,” zei Tim kortaf. Alsof iemand hem moest vertellen zijn Lexi in de gaten te houden.
Lucas verdween.
Weer een mooie aflevering van dit verhaal.
Dank je wel 🙂