Beschermd: Blauwe ogen (15)
Beschermd: Blauwe ogen (14)
Beschermd: Blauwe ogen (13)
Beschermd: Blauwe ogen (12)
Blauwe ogen (11)
Toen
Lexi opende haar ogen. Het was nog donker. Naast zich hoorde ze de regelmatige ademhaling van Tim die diep in slaap was. Bij het schijnsel van de straatlantaarn tussen de gordijnen door kon ze net een stukje van zijn gezicht zien. Ze keek een tijdje naar hem. Ze kon haar ogen niet van hem afhouden. Tim. Háár Tim. Ik houd van jou Tim. Ik houd toch van jou? Paniek golfde door haar heen. Ze kon het niet meer voelen. Ze wist dat ze van hem hield, maar ze voelde geen liefde meer. Ze voelde niets meer. Alles was steeds omgeven door duisternis. Ze kon niet eens meer haar liefde voor Tim voelen. “Tim,” kreunde ze hardop. De wanhoop nam toe en ze vloog haar bed uit.
“Hé,” klonk het slaperig. “Gaat het, Lexi?”
“Even toilet,” zei ze bibberig. En ze schoot de slaapkamer uit, het toilet in. Met bonkend hart ging ze daar zitten. Wat gebeurde er met haar? Er vlogen allemaal gedachten in haar hoofd rond. Ze kon ze niet stoppen. Ze had er geen grip op. Ze probeerde te begrijpen wat ze dacht, maar ze begreep geen enkel gedachte. Ze voelde angst, ze voelde paniek, nog meer angst. Maar ze voelde geen liefde. Geen blijdschap. Ze dacht zoveel en ze wist niet wat. Ze was alle controle over zichzelf kwijt. Ze hoorde Tim langs het toilet lopen en probeerde met rustig ademen haar hartslag rustiger te krijgen. Het lukte niet. Er was alleen maar angst en paniek en al die gedachten die steeds harder leken te schreeuwen.
Tim kwam teruglopen. “Gaat het lieverd?” vroeg hij door de deur.
Ze wilde iets zeggen maar er kwam geen geluid uit haar mond.
“Lexi?” klonk het ongerust.
Tranen stroomden over haar wangen. Ze maakte haar Tim ongerust. Hij was ongerust om haar. Haar Tim. Ze was het niet waard. Ze was hem niet waard. Ze wilde niet dat hij ongerust was. Hij verdiende beter. Hij verdiende een lief vrolijk meisje met wie hij lol kon maken. Hij moest lachen, liefhebben, een toekomst hebben. Haar Tim. Ze moest hem loslaten. Haar Tim.
“Lexi, zeg iets, anders breek ik die deur open,” kwam het door haar onrustige gedachten heen.
“Er is niets aan de hand,” wist ze uit te brengen. Ze stond op en trok voor de vorm door. Langzaam kwam ze de toiletruimte uit.
Onderzoekend keek Tim in haar ogen. “Ben je niet lekker, lieve schat?”
“Gaat wel,” zei ze. Haar Tim. Ze verdiende Tim niet. Tim moest kunnen lachen.
Hij trok haar in zijn armen. “Lieverd toch… je bent helemaal koud.”
Ze legde haar hoofd tegen zijn schouder. Haar hoofd kwam weer tot rust. Tim Tim Tim…
“Zal ik thee voor je zetten?” vroeg hij.
“Nee, hoeft niet,” bibberde ze. “Neem me weer mee naar bed.”
Samen gingen ze terug naar de slaapkamer waar Lexi klappertandend onder het dekbed dook. “Brrr het is k-k-koud.”
Tims armen gleden om haar heen. “Kom hier, gekkie. Wie gaat er dan ook zo zijn bed uit. Het is winter, lieve schat. Je bent helemaal koud. Mmm hier ben je wel warm…”
“Tim!” riep ze uit. “Het is middenin de nacht.”
Hij zoende haar. “Dan ben je net zo lekker… En ik moet je toch opwarmen.”
Nu moest ze lachen. “Je bent onverzadigbaar.”
“Jij niet zeker,” fluisterde hij in haar oor.
Zijn handen waren overal. Lexi greep zich aan hem vast. Tim verdient een liever meisje, dreunde het door haar hoofd. Tim verdient een meisje waar hij mee kon lachen. Toen verdwenen de gedachten. Ze gaf zich over aan zijn liefde.
Nu
Tim glimlachte naar Lexi die tegenover hem zat. “Het smaakt je echt weer hè.”
Lexi glimlachte terug. Het was een grote tegenstelling met haar bleke gezicht. “Eindelijk weer. Maar meer dan dat ene beschuitje krijg ik er niet in.”
“Alles op zijn tijd,” zei Tim. “Vergeet je thee niet. Ik heb er honing in gedaan.”
“Hè bah,” zei ze. “Zoete thee.”
Tim schoot in de lach. “Dat vond je vroeger al niet lekker.” Hij gebaarde. “Het is goed voor je keel.”
“Ja dokter,” zei ze.
Ze lachten naar elkaar. Het was vol belofte van liefde en saamhorigheid.
Ze aten en dronken even zwijgend.
Lexi nam Tim op. “Het gaat een stuk beter met jou hè.”
Tim knikte. “Die antibiotica heeft zijn werk gedaan.”
“Daar ben ik blij om,” zei ze Lexi.
“Het gaat echt goed met me,” zei Tim. “Je noemde me vorige week een hartpatiënt, maar zo voel ik me niet. Ik voel me heel goed.”
Ze trok haar wenkbrauwen op. “Je staat toch nog wel onder controle?”
Hij moest lachen. “Ja, professor dokter Alexandra.”
Ze lachte terug. “Zeg maar Lexi.” En toen: “Bij wie?”
Tim antwoordde niet. “Lexi…” Hij zweeg even en pakte toen over de tafel haar hand. “Lexi, wat is er met Lucas gebeurd?”
Geschrokken trok ze haar hand terug. “Met Lucas? Wat bedoel je?” Ze keek van hem weg.
“Ik hoorde van Piet dat hij niet zomaar is overleden,” zei Tim.
Ze haalde diep adem. “Oh. Ik eh… ik dacht dat je dat wel wist. Ik dacht dat iedereen dat wist. Het was best veel in het nieuws toen.”
“Misschien in de medische wereld, maar niet in mijn wereld.” zei Tim. “Ik wist niet eens dat Lucas overleden is.”
Haar ogen vulden zich met tranen. “Ze vonden dat het breed uitgemeten moest worden. Er is zoveel onzin geschreven. Ze hadden geen idee hoe Lucas geworden was, hoe hij leed.” Ze haalde gejaagd adem.
“Hoe bedoel je?” vroeg Tim. Hij pakte haar hand weer. “Rustig aan lieverd. Rustig ademen. Als je er nu niet over kan praten hoeft het niet. Maar word alsjeblieft weer rustig.”
Ze keek hem recht aan en de tranen stroomden over haar wangen. “Lucas was zichzelf niet meer na… na die hartstilstand.”
Hij kneep in haar hand. “Hartstilstand? Oh lieverd. Heb je dat ook nog meegemaakt?”
Nu staarden haar ogen in de verte. En toen begon ze te praten.
Beschermd: Blauwe ogen (10)
Blauwe ogen (9)
Toen
“Tim?” Zijn collega Ronald hield de hoorn op. “Je meisje.”
Tim nam de hoorn met een brede lach over. “Lexi, liefste?” Hij hoorde alleen haar ademhaling. “Lexi? Wat is er?
“Tim,” klonk het.
Tim fronste zijn wenkbrauwen. Ze klonk anders. Of verbeeldde hij zich dat maar. “Waarom bel je, liefste?” En toen er geen reactie kwam: “Wat heb je vandaag allemaal geleerd?”
“Tim, ik ben zo moe.”
“Ben je ziek, liefste?” vroeg hij ongerust.
“Weet ik niet.”
Tim probeerde zijn paniek te beteugelen en haalde diep adem. “Wat voel je lieverd? Heb je koorts? Pijn?”
“Nee geen koorts.” Ze sprak traag.
“Pijn?”
“Nee,” zei ze nog steeds traag. “Geen pijn.”
“Heb je iets geslikt?” vroeg hij opeens alert.
“Nee,” zei ze.
“Gedronken?”
“Kom me halen, Tim. Alsjeblieft.”
“Lexi? Lieve schat, wat is er aan de hand?” Tim knipperde met zijn ogen. “Als je je zo ziek voelt lieverd, bel alsjeblieft een dokter.”
“Kom me gewoon halen, alsjeblieft Tim?” Ze leek te huilen.
“Heeft iemand je kwaad gedaan?” vroeg hij en hij voelde zijn bloed koken bij alleen al dat idee.
“Nee… nee. Haal me hier weg.”
Tim knikte tegen de muur. “Ik kom je halen, liefste. Houd vol. Maar als het erger wordt, bel een arts.” Hij kwakte de hoorn er op en keek Ronald aan.
“Is er iets mis?” vroeg deze gealarmeerd door Tim’s manier van reageren.
“Ik weet het niet. Er is iets met mijn vriendin,” zei Tim, terwijl hij zijn stofjas uitdeed. “Ik hoop niet dat het een probleem is, maar ik moet echt naar haar toe.”
“Helemaal naar Amsterdam?” zei Ronald.
“Ik ben er zo over de A4,” zei Tim. “Er is iets met haar, ik maak me ongerust.”
Ronald knikte en gebaarde. “Ga maar gauw dan, maar rijd voorzichtig.”
“Altijd,” zei Tim. “Dank je wel. Ik haal het in.” En hij stoof weg.
Hij reed zeker voorzichtig. Hij kon niet anders. Tim was een hele goede chauffeur en was heel alert, zijn reactievermogen was heel goed. Maar hij overtrad de maximale snelheid en vloog in zijn oude BMW met 150 kilometer per uur over de snelweg. Hij kon het niet met zekerheid zeggen, maar hij vermoedde dat zijn hartslag ook 150 per minuut was. Hij had geen idee wat er met zijn Lexi aan de hand was. Maar goed was het zeker niet. Had iemand haar kwaad gedaan? Haar iets toegediend? Hij verbeet zijn woede bij het idee dat dat gebeurd kon zijn. Zijn Lexi was veel te kwetsbaar, veel te naïef. Maar hij had ook al heel lang het gevoel dat het niet goed met haar ging. Leren kon ze als de beste, ze haalde hele hoge cijfers, ze vond alles interessant, maar toch deed deze hele studie haar geen goed. Maar wat het precies was, daar kon hij zijn vinger niet op leggen. Hij haalde zich van alles in zijn hoofd. Het was ook niets voor Lexi om hem zomaar te bellen en te vragen of hij kwam. Dan moest het ernstig zijn. Hij trapte het gaspedaal nog wat dieper in. Houd vol Lexi ging het door zijn hoofd, houd vol, Lexi, houd alsjeblieft vol. Ik houd van jou. Ik ben onderweg.
Met bonkend hart ging Tim de donkere kamer van Lexi in. Waarom was het hier zo donker? “Lexi?”
Er klonk een geluidje bij de bank.
Tim’s hand zocht de muur af voor een lichtknopje. “Lexi? Gaat het?”
Het licht sprong aan en pas toen zag hij haar zitten. Ze zat half achter de bank in elkaar gedoken.
Met twee stappen was hij bij haar en trok haar omhoog in zijn armen. “Lexi, alsjeblieft, wat is er gebeurd?”
Ze hing zwaar tegen hem aan.
“Lexi?” Hij hield haar een stukje van zich af. “Kijk me aan alsjeblieft.”
Ze opende haar ogen en keek hem aan.
Hij schrok van de blik in haar ogen. Donker. Uitgeblust. “Mijn God, Lexi… Wat is er gebeurd? Wie heeft dat gedaan?”
“Niemand. Er is niets gebeurd,” zei ze. “Ik kan gewoon niet meer. Ik ben zo moe.” Ze sprak nog steeds zo traag. “Neem me alsjeblieft mee.”
Tim duwde haar op de bank en voelde haar voorhoofd. Ze voelde koel aan. “Heeft iemand je iets aangedaan?” vroeg hij opnieuw.
Ze schudde haar hoofd. “Ik ben zo moe. Ik kan niet meer denken.” Ze leunde tegen zijn schouder. “Bij jou ben ik veilig.”
“Heb je pijn, liefste? Niet? Misselijk?”
“Alleen moe.”
“Wie is jouw arts hier?” vroeg Tim. Dit was iets wat zijn kunnen te boven ging, hij vertrouwde haar toestand niet. Hij voelde dat dit ernstig was, maar kon er zijn vinger niet opleggen.
“Wie er dienst heeft,” zei ze vermoeid. “Hangt naast de telefoon in de gang.” Ze gebaarde naar de gang van haar stukje studentenhuis.
“Ik ga bellen, Lexi. Ik denk dat er even een dokter naar je moet kijken. Daarna gaan we naar Den Haag. Goed?”
Ze reageerde niet.
“Lexi? Heb je gehoord wat ik zei?”
“Ja Tim,” zei ze.
Tim liet haar voorzichtig los, stond op en verdween. Hij kwam een paar minuten later terug. “De dokter komt zo,” zei hij. “Hij had niets te doen.”
“Wie?” vroeg ze.
“Wie?” herhaalde hij niet begrijpend.
“Wie komt er?”
“Ene dokter Vergeer geloof ik.”
“Lucas,” zei ze met een diepe zucht en ze sloot haar ogen weer.
“Je kent hem?” vroeg Tim.
“Dat is de broer van Harold.”
“Harold?” zei Tim peinzend. “Oh Harold.” Hij knikte. Harold, de mede-student van Lexi die autistisch was. Hij ging naast haar zitten. “Wanneer heb je voor het laatst gegeten?”
“Weet ik niet,” zei ze.
“Gedronken?”
“Weet ik niet,” zei ze weer.
“Lexi lieverd, je moet wel voor jezelf zorgen. Zal ik iets te eten klaarmaken?”
“Ik kan niet eten.”
“Iets drinken?”
“W-water.”
Opgelucht dat hij iets kon doen, stond Tim op om water te halen. Hij hielp haar kleine slokjes drinken alsof ze een klein kind was.
Maar ze maakte al gauw een afwerend gebaar dat ze niet meer wilde.
Er werd op de deur geklopt en het volgende moment stond dr. Vergeer in de kamer. Hij straalde een kalmte uit die Tim nu niet kon voelen. “Hai, ik ben Lucas Vergeer. En jij bent?”
“Tim, Lexi’s vriend.”
“Jij hebt gebeld?”
Tim knikte. “Ze lijkt uitgeput, spreekt heel traag, ze is anders,” besloot hij hulpeloos.
Lexi hoorde de stemmen van ergens ver weg. Ze kon niet helder denken. Er gingen talloze gedachten in haar hoofd rond en ze kon nergens vat op krijgen. Als een niet te stoppen film draaiden ze in haar hoofd rond. Ze kon zich niet meer bewegen, ze zat vast in een beklemmende duisternis. Het beangstigde haar maar het was beter om niets te voelen. Helemaal niets meer. “Laat me alsjeblieft niets meer voelen,” zei ze hardop.
De stemmen stopten.
“Lexi?” zei Tim. “Liefste?”
“Hallo Lexi, ik ben het. Lucas. Kijk me eens aan,” klonk het aan de andere kant.
Ze voelde hoe haar hand werd gepakt en er twee vingers op haar pols gezet werden. Daarna werd haar bloeddruk gemeten. Koele vingers gingen langs haar hals. Ze wist precies wat hij aan het doen was. Ze zou het zelf ook zo doen bij een patiënt.
“Wanneer heb je voor het laatst gegeten, Lexi?” vroeg Lucas.
“Weet ik niet,” zei ze.
“Heb je iets geslikt?”
“Nee.”
Hij trok haar oogleden omhoog. “Pupillen normaal.”
“Ik heb niets geslikt,” zei ze.
“Ik geloof je,” zei hij. “Ik wil even je glucose meten.”
Ze stak hem een vinger toe en liet zich prikken.
“Beetje aan de lage kant,” zei hij. “Net als je hartslag en je bloeddruk.”
Ze sloot haar ogen weer.
“Je bent heel erg moe hè,” zei Lucas. “Hoe slaap je?”
“Weet ik niet.”
Er viel een stilte. Toen Lexi haar ogen opende zag ze dat Lucas en Tim een blik wisselden.
“Luister,” zei ze en ze moest haar best doen om in een normaal tempo te spreken. “Ik ben gewoon moe van alles. Ik mankeer heus niets.”
Lucas keek haar peinzend aan. “Lexi, heb je wel eens sombere gedachten?”
Tim’s hoofd schoot omhoog. Sombere gedachten. Die had ze wel. De laatste tijd zeker.
“Soms,” zei ze.
“Denk je wel eens aan de dood?” vroeg Lucas verder.
Opeens stroomden de tranen over haar wangen. “Heel vaak. Elke dag. Ik begrijp soms niet meer wat ik hier nog moet doen.”
“Mijn God, Lexi…” Tim trok haar in zijn armen. “Hoe kun je nou zo denken?”
Lucas knikte. “We zitten op het juiste spoor. Ik denk dat Lexi een beetje te hard gewerkt heeft. Zo’n studie medicijnen is niet niets en Lexi neemt het heel erg serieus. Net als…” Hij viel stil.
“Net als je broer,” zei ze.
“Ja, net als Harold,” zei Lucas.
Tim liet Lexi los en keek van Lexi naar Lucas. “Jullie kennen elkaar goed?”
“Ze volgt colleges bij me,” zei Lucas. “Cardiologie.”
Tim knikte langzaam, maar er daalde een ijzige kou in hem neer. Het was net of hij nergens meer vat op had. Niet op Lexi, niet op hun liefde en niet op zijn eigen leven.
“Wat wil je zelf, Lexi?” vroeg Lucas.
“Weg hier.”
Lucas keek Tim vragend aan.
Tim knikte. “Ik neem haar mee naar Den Haag. Daar woon en werk ik.”
Lucas glimlachte even. “Ze moet even structuur terugvinden. Gezond eten, goed slapen, lekker veel naar buiten.”
“Hé, ik ben er zelf ook bij,” zei ze vermoeid.
“Maar het gaat nu even niet zo goed met je, schat,” zei Lucas.
Tim voelde een mes in zijn hart en sloot even zijn ogen.
Lucas stond op. “Ik wil je pas over 3 weken hier weer zien, Lexi. Eerder niet.”
“Maar…”
“Geen gemaar,” zei Lucas. “Je kan die drie weken makkelijk missen. Je bent een van mijn meest briljante studenten. Je komt er echt wel, schat. Ga met Tim mee en kom alsjeblieft blakend van gezondheid weer terug. En niet meer aan de dood denken.” Hij woelde even door haar haar en knikte naar Tim. “Houd haar in de gaten.”
“Altijd,” zei Tim kortaf. Alsof iemand hem moest vertellen zijn Lexi in de gaten te houden.
Lucas verdween.
Blauwe ogen (8)
12
Nu
Tim werd wakker en draaide zich naar Lexi. Voorzichtig raakte hij haar aan. Ze gloeide van de koorts. Hij zuchtte, hij maakte zich eigenlijk zorgen. Maar ze was een sterke gezonde vrouw. Dus het kon geen kwaad toch? Voorzichtig kwam hij overeind en moest om zijn eigen gedachten lachen toen de hoestbuien begonnen. Toch leek het allemaal al wat beter te gaan. Zou de antibiotica al iets doen?
Brodie kwam over het bed aan gekwispeld. Hij snuffelde bij Lexi en ging toen tegen Lexi aan liggen.
Tim stapte uit bed. “Kom, Brodie. Dan laat ik je even uit.”
Brodie verroerde zich niet.
“Brodie?”
Brodie gromde.
“Oh…” Tim begreep opeens wat er aan de hand was. Zijn vrouwtje was ziek en dus kwetsbaar en Brodie zou waken.
Tim moest er om lachen.
Lexi opende haar ogen. “Tim!” zei ze geschrokken.
“Goedemorgen lieverd,” zei Tim.
“Tim, er lopen spinnen op de muur!” Angstig sperde ze haar ogen open.
Tim knipperde met zijn ogen. “Spinnen op de…” Met twee stappen was hij bij haar. Hij negeerde het gegrom van Brodie en trok haar in zijn armen. “Nee nee, lieverd. Ze zijn er niet. Je bent ziek, het komt door de koorts.”
Ze huilde. “Ik had nooit bij je weg mogen gaan. Dat had ik niet moeten doen. Ze komen hierheen.” Angstig dook ze weg.
“Ik jaag ze weg,” suste hij. “Het is goed. Ik denk dat ik de dokter maar even moeten bellen, hè.”
“Ik ben dokter,” bibberde ze.
“Ja,” zei hij. “En een hele goede ook, maar niet je eigen dokter. Hier kom je niet onderuit, liefste.”
“Ik wil niet bij die spinnen blijven.”
“Open je ogen, liefste. Er zijn geen spinnen hier. Alleen Brodie en ik.”
Er brak een glimlach op haar gezicht door. “Brodie.”
Het hondje kwispelde.
Voorzichtig liet Tim haar weer los. “Sluit lekker je ogen, liefste. Ik zal een kopje thee voor je zetten.”
Ze sloot haar ogen weer. “Heerlijk,” zei ze dankbaar.
Toen
“Harold?” Lexi keek haar medestudent vragend aan.
Harold keek altijd enigszins langs haar heen. “Hallo Lexi,” zei hij stijf.
Ze gebaarde met haar dienblad. “Mag ik bij jou zitten?”
“Je bent vrij om te gaan zitten waar je wilt,” zei hij.
“Stoor ik niet?” vroeg ze.
“Ga je over koetjes en kalfjes babbelen?” vroeg hij terug.
Ze moest lachen. “Dat kan ik niet eens.”
Hij glimlachte terug. “Nee, dat denk ik ook niet.”
Ze aten naast elkaar in stilte. Toen Lexi aan haar thee begon, keek ze opzij. “Harold?”
“Wat is het, Lexi?”
“Vind jij het hier nou te druk?”
Hij keek haar voor het eerst vragend aan. “Hier aan onze tafel? Of in de kantine?”
Ze moest lachen omdat zij die vraag in die situatie ook gesteld zou hebben. “Hier in de kantine.”
“Ja het is druk,” zei hij toen.
“Vreselijk druk,” beaamde ze.
“Ach,” zei Harold. “Ik vind dat wel eens vermoeiend. Ze kakelen allemaal. Er moet altijd gepraat worden. Ik kan mezelf af en toe niet horen denken.”
“Dat heb ik ook,” zei ze.
Weer keek hij haar aan. “Ja, dat geloof ik ook, dat jij dat ook hebt.”
“Harrie,” klonk het.
“Luuk,” lachte Harold.
Lexi keek op in een paar bruine ogen. Er torende een lange man boven hen uit, zijn witte jas nonchalant open, zijn bruine haar in de war, zijn stethoscoop in een jaszak bungelend.
“Hallo,” zei hij tegen Lexi en hij stak een hand uit. “Lucas.”
Lexi legde haar hand in de zijne. “Hallo, ik ben Lexi.”
“Vriendin van mijn broer?” zei Lucas met een knikje.
“Broer?” zei ze verward. “Oh eh…” Ze trok haar hand los, het voelde alsof ze deze had verbrand.
Harold gebaarde. “Lexi en ik zitten in dezelfde studiegroep.”
“Aha,” zei Lucas. “Luister, Harold. Mama belde of je nog aan vanmiddag denkt.”
“Vergeet ik wel eens iets?”
“Nee,” zei Lucas. “Jij niet. Maar mama denkt nog altijd van wel dus ik herinner je er aan.”
“Niet nodig,” zei Harold. “Maar dank je wel.”
Lucas salueerde. “Graag gedaan.” En met een knikje naar Lexi: “Dag mooie dame. Leuk je ontmoet te hebben.” Hij beende weg.
Harold schudde zijn hoofd. “Charmeur.”
“Leuke broer heb je,” waagde ze, terwijl ze deze Lucas nakeek.
Harold fronste zijn wenkbrauwen. “Leuk? Ik weet het niet. Het is mijn broer en hij is een goede broer.” Hij zweeg even. “Hij specialiseert zich in cardiologie.”
Ze knikte. “Dan is hij veel ouder dan jij?”
“Negen jaar, 11 maanden en 2 dagen.”
“Oh.” reageerde ze verward en toen voelde het alsof het kwartje viel. Dat was duidelijk. Heerlijk allesomvattend duidelijk. Waarom kon niet alles zo duidelijk zijn?
Nu
“Lucas,” murmelde Lexi in haar koortsdromen. Ze zag bruine ogen. Zijn warrige haar. Ze zag de kuiltjes in zijn wangen. En ze zag benen bungelen. In paniek schoot ze overeind. Brodie schoot ook overeind. Haar ogen wijdopen, probeerde ze haar paniek kwijt te raken. Zou ze dat ooit kwijtraken? Haar hart hamerde in haar borst, ze had het warm, veel te warm. Ze wreef in haar ogen en hapte naar lucht in de hoop dat het beeld wegging. En toen het beeld weer mistiger werd, durfde ze niet opzij te kijken uit angst dat ze nog spinnen zag op de muur. Met een zucht ging ze weer liggen. Was ze ooit wel eens zo beroerd geweest? Hoe laat was het eigenlijk? Ze zou Brodie moeten uitlaten en naar huis moeten gaan. En ze zou Piet Schippers moeten laten weten dat ze even geen praktijk kon waarnemen als het nodig was. Ze moest…
“Lexi?” Tim kwam binnen.
Ze keek hem vragend aan.
“De dokter is er.”
“De dokter…” begon ze verbaasd.
Het volgende moment kwam Piet Schippers binnen. “Hallo Lexi.”
“Ik hoef jou niet te bellen dus,” zei ze.
“Nee hoor, dat heeft je vriend al gedaan,” zei Piet.
Ze moest ondanks alles lachen. “Word ik nu onderdeel van het roddelcircuit?”
“Natuurlijk niet,” zei Piet, terwijl hij een stoel bij het bed trok en plaatsnam. “Ik heb mijn beroepsgeheim, dokter.” Hij voelde haar pols. “Zeg het eens… Je vriend had het er over dat je aan het ijlen was en…”
Tim glimlachte, tilde Brodie van bed en verdween. Hij zou het straks wel horen.
“Stevige griep,” zei Piet. “Wel heftig, maar ze is gezond. Dus maak je maar niet teveel zorgen.”
Tim knikte, want deze Piet kon hem wat. Het was zijn Lexi en hij maakte zich wel zorgen. “Wat kan ik doen?”
“Laat haar veel drinken, bied haar lichte soepjes en bouillon aan. En let op dat haar koorts niet te hoog wordt of dat ze het benauwd krijgt. Dan onmiddellijk bellen. Niet aarzelen. Niet te warm toedekken.”
“Koffie?” bood Tim aan.
“Graag,” zei Piet en hij ging op de bank zitten. Hij gebaarde naar de slaapkamer. “Dat weet zij ook wel. Lexi is tien keer meer arts dan ik.”
Tim knikte, terwijl hij de koffie inschonk. “Ik weet niet of ze meer arts is dan jij, maar ze heeft het heel ver geschopt. Ze is een hele goede arts, professor zelfs. Wij gaan ver terug.”
Piet keek hem vragend aan.
“We kennen elkaar al meer dan 35 jaar. Toen zat ze nog op de middelbare school. Ik heb meegemaakt dat ze medicijnen ging studeren.” Tim zette een kopje voor Piet neer. “Melk en suiker?”
Piet schudde zijn hoofd. “Nee dank je.” Er viel even een stilte. Toen waagde hij: “Jullie waren een stel.”
Tim knikte. “Elkaars eerste grote liefde.” En opeens was hij met zijn gedachten mijlenver weg.